Uit onderzoek blijkt 70% van onze communicatie uit non-verbaal gedrag te bestaan. Non-verbaal gedrag gaat over de manier waarop men via lichaamstaal en stem overkomt. Deze opgeroepen effecten van lichaamstaal en stem worden eerder voor ‘waar’ aangenomen, en op grond van deze ‘lijfelijke’ informatie neemt de andere partij vaak verregaande besluiten voor zijn handelen. Het analyseren en interpreteren van non-verbaal gedrag van jezelf en of anderen noem ik decoderen. Coderen is het uiten van identiteit, referentiekader, emoties, en intellectuele vermogens via lichaamstaal en stem. Iemand die bijvoorbeeld overtuigender of dominanter over wil komen, is meer geholpen met aanwijzingen op het gebied van het coderen dan door aanwijzingen op verbaal gebied, omdat de persoon in kwestie vaak niet weet hoe hij zijn lichaam moet gebruiken om de gewenste beeldvorming bij anderen te realiseren.
Het doel van dit artikel is om non-verbaal gedrag in een breder kader te plaatsen, waardoor de effectiviteit van de kunst van het decoderen en coderen vergroot wordt. Ik wil in dit verband twee perspectieven onder de aandacht brengen: enerzijds het theaterperspectief: theatermakers zijn bij uitstek mensen die het fysieke aspect in relatie tot betekenisgeving hebben bestudeerd. Anderzijds het organisatieperspectief dat stamt uit de sociaal wetenschappelijke disciplines waarbij de betekenis van fysieke gedrag specifiek gerelateerd wordt in de context van een organisatie. Binnen laatstgenoemd perspectief onderscheid ik vier aspecten, te weten: sociologische-, psychologische-, bestuurlijke- en cultureel antropologische aspecten.
Werkmethode
Op grond van het decoderen en coderen van non-verbaal gedrag vanuit zowel het theater- als het organisatieperspectief heb ik een visie en werkmethode ontwikkeld, waardoor men een schat aan gegevens verkrijgt. Deze nieuw ontwikkelde werkmethode kan vooral gebruikt worden in leer en trainingssituaties voor organisatie- communicatie- en beleidsadviseurs, alsmede leidinggevenden, (sales)managers, recruiters, HRM-ers en opleidingsfunctionarissen, omdat zij binnen hun werk te maken hebben met mensen die een bij hun rol en functie behorende mate van macht, gezag, invloed en autoriteit non-verbaal tot uiting moeten brengen.
Theaterperspectief
In het nu volgende beschrijf ik als trainer summier mijn theaterervaring, en wat ik daarin doorgeef in de workshops. Theater is namelijk een empirische wetenschap, waarin je getraind bent om een idee direct te vertalen in een (onderzoek) situatie en vanuit de waarneming te beoordelen of dit spoort met je theorie. Het leren decoderen en coderen aan anderen bespreek ik in mijn case. In mijn workshops benadruk ik dat het zeer belangrijk is om als actor (iemand die handelt) ‘je eigen regisseur in je hoofd’ te blijven, omdat afstand tot de emotie (beleving) noodzakelijk is. Observeer wat er van binnen gebeurt (binnenkant), hoe je dit zichtbaar maakt met je lichaam (buitenkant) en hoe de ander (overkant) dit ontvangt en er vervolgens op reageert.
- Taal maakt net als muziek gebruik van ritme, melodie, intonatie, volu- me, pauze en stiltes en daarmee krijgen de woorden betekenis. Door de manier waarop je met taal omgaat beïnvloed je anderen niet alleen, je weet tevens hun gedrag in een bepaalde richting te sturen. Je leert bij uitstek te(de)coderen door zintuigen te scherpen, stem, beweging- en samenwerkingsoefeningen, tekstinterpretatie en improviseren te beoefenen.
- Een zeer praktische communicatievaardigheid is het doseren van non-verbaalgedrag als ademhaling, stem en lichaamshouding van vertrouwen, spanningen en intensiteit van contact. Contact maken en houden zorgt voor een wederzijdse betrokkenheid.
- Onze tastzin ( omgevingsbewustzijn) is naar mijn mening een zeer verwaarloosd zintuig. Je roept geheel andere reacties op wanneer je op 5 centimeter van iemands gezicht tegen hem praat of op een afstand van 50 centimeter. Ook kleine veranderingen in bewegingen, houding of toon bewerkstelligen enorme veranderingen in gedrag en reacties bij anderen.
- Je zou kunnen zeggen dat iemand een voorstelling opbouwt, of scenario heeft, waarin iemand (on)bewust juist iets verborgen wil houden of juist iets niet wil laten blijken, dan kan iemand met een geoefend oog dit decoderen uit non-verbaal gedrag.
- Mijn ervaring met decoderen en coderen is zeer aangescherpt door het werken met mensen uit verschillende culturen en mijn buitenlandse opleiding. Iedere cultuur koppelt andere betekenissen aan non-verbaal gedrag.
- Een aspect van regisseur zijn is het ontwikkeld hebben van antennes voor gedachtegoed en gevoelsstromen die nog niet verwoord zijn in een maatschappij, en daardoor gevoelig kunnen zijn voor signalen in de toekomstige (markt)ontwikkelingen.
De hamerende adviseur
De case van de hamerende adviseur komt uit een workshop waarbij de setting is samengesteld uit adviseurs. Het doel van de workshop is dat deelnemers leren de invloed van het lijfelijke aspect in hun functie en gegeven situatie te decoderen en vervolgens opnieuw te coderen, zodat zij dit ook in hun eigen werkpraktijk kunnen toepassen.
Achtergrond van de case
Een adviseur van een groot internationaal bedrijf gaat naar een van directeuren van de divisies om te kijken of het vanuit de top gestelde beleid daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De adviseur weet al dat de directeur van de divisie zich niet geheel aan het gestelde beleid houdt, dat diegene zeker advies kan gebruiken en bovendien wantrouwend zal zijn om iets aan te nemen. Belangrijk is dat de adviseur te weten komt hoe de situatie precies zit. Hij wil het vertrouwen winnen van de directeur en wil hem overtuigen van zijn ideeën. Ook wil hij afspraken maken, opdat er ook in de toekomst volgens het nieuwe beleid gewerkt wordt.
Hoe verloopt de situatie?
Zodra de adviseur binnenkwam en de directeur begroet had, begon deze te praten over zaken binnen de divisie. De adviseur werd ongedurig en op een bepaald moment begon hij te vertellen waarom hij gekomen was. Hij boog zich schuin voorover over de tafel naar de directeur en begon te hameren op het feit dat er nu echt verandering in de situatie moest komen. Hij somde vervolgens een aantal verbeterpunten op, en ging door, zonder te wachten op de reactie van de ander. De directeur hoorde hem aan, diende de adviseur van repliek en leidde het gesprek in een heel andere richting. De adviseur vond dat zijn gesprekspartner niet naar hem luisterde en hem niet serieus nam. De directeur vond dat de adviseur wel erg opdringerig was en begreep niet waarom hij zo’n drukte maakte. De adviseur ging geïrriteerd weg met het voornemen dat hij het de directeur ‘nog wel eens zou laten voelen’ .
Observeren
Nadat ik bovenstaande case via een rollenspel heb laten naspelen ga ik als volgt te werk: De observatieronde: ik vraag eerst aan de hoofdrolspeler (in dit geval de adviseur), dan aan de tegenspeler (de directeur) en vervolgens aan de observatoren, wat zij hebben gezien aan non-verbaal gedrag en vervolgens de effecten van het gedrag te benoemen. De nu volgende vragen refereren aan het fysieke gedrag. In hoeverre was er wederzijds oogcontact? Hoe klonk de stem: zacht, hard, hoog, laag, resonerend, enzovoort? Hoe was de spiertonus: werd er bewogen vanuit veel spanning of juist een onderspanning? Of bewoog men vanuit hele lichte bewegingen? Welke delen van het lichaam (hoofd, gezicht, hals, borst, rug, middel, schouder, armen, handen, vingers, benen) werden juist door de spelers geaccentueerd? Op wat voor manier was het lichaam zichtbaar: gedraaid, schuin, frontaal, zijwaarts, gebogen of staand? Hoe en waar waren bewegingen abrupt, snel, langzaam, plots, vloeiend, licht getrild of schoksgewijs? Hoe was de positionering van de spelers in de ruimte, ten opzichte van de ander en ten opzichte van attributen? Het is grappig om te zien dat de fysieke handeling vaak een afspiegeling is van de mentale toestand. In dit geval maakte de adviseur letterlijk met zijn vuist hamerende bewegingen voor het gezicht van de directeur.
Mentale weerstanden
In de volgende fase stel ik als trainer vragen aan de adviseurs vanuit het organisatieperspectief met de vier aspecten om meer inzicht te krijgen in iemands mentale houding. Mentale weerstanden zorgen er namelijk voor dat iemand geen plan van aanpak, richting en overzicht heeft. Zo is het ook mogelijk mentaal gedrag te decoderen, zoals bijvoorbeeld een vastgeroest (denk)patroon, waarbij een plan en richting ontbreekt.
In dit geval maakte de adviseur in de case een aantal relevante zaken niet zichtbaar, doordat hij zich er geen beeld over had gevormd. Het is namelijk niet voldoende om te zeggen dat ‘het hameren van de adviseur niet functioneel is’. Of dat hij andere gebaren had moeten maken, want dan komt de adviseur als een marionet over. Wat zijn nu mogelijke vragen die iemand kunnen helpen om het non-verbale gedrag effectiever te coderen?
Organisatieperspectief
Vanuit organisatieprocessen formuleer ik als trainer de vragen. De vragen komen uit de sociaal wetenschappelijke disciplines en heb ik vertaald in vier aspecten.
- Vragen kunnen gaan over sociologische aspecten van gedrag. In hoeverre heeft de adviseur zich gerealiseerd wat zijn reputatie en status is ten opzichte van de divisie directeur? Wat is zijn gezag in deze situatie hoe uit hij deze? Wat voor machtspositie heeft hij? Heeft hij de macht formeel of informeel en hoe heeft hij zijn netwerk hier omheen georganiseerd?
- Daarna verdiepen we ons in de meer psychologische aspecten. Wat voor karaktertrekken heeft de adviseur? Hoe toont hij respect? Hoe kijkt hij naar zichzelf in relatie tot de ander, en wat vindt hij van de ander? Welk afweermechanisme heeft hij ten opzichte van de ander en wat roept hij daarmee op? Hoe is de onderlinge verhouding in de groep?
- Ook vragen over meer bestuurlijke aspecten zijn relevant. Welke afdeling vertegenwoordigt hij? Wat is het belang van deze afdeling en hoe zijn de hiërarchische verhoudingen? Wat voor andere ‘politieke’ zaken spelen in deze kwestie en hoe wordt hij geacht deze zaken te vertegenwoordigen?
- Ten slotte spelen cultureel-antropologische aspecten een rol. Welke zijn belangrijke waarden, normen en gewoonten in deze organisatiecultuur? Hoe zijn de (on)uitgesproken verwachtingen en regels over hoe men zich dient te gedragen geformuleerd? Welke rituelen dienen er gedaan te worden alvorens men tot de inhoud van de zaak over gaat? Hoe ga je gekleed? Hoe lang en indringend mag en kan het oogcontact zijn? Wie steekt de hand als eerste uit?
Vervolgens spelen de deelnemers de case opnieuw en oefenen de spelers en observatoren opnieuw het coderen met de verkregen inzichten. Voor de adviseur betekent dit ook een fysieke voorbereiding van het gesprek.
Met het oog op interventies is het belangrijk om inzicht te hebben in eigen effecten en reacties van non-verbaal gedrag: ‘je eigen regisseur in je hoofd’blijven en weten wat voor een betekenis de andere partij er aan hecht.
Eigen regisseur
Deze benadering van non-verbaal gedrag vanuit een theater- en organisatieperspectief is bijzonder en bewerkstelligt een mentale bewustwording bij deelnemers over hun rol, positie, macht, gezag en invloed in de organisatie. Hierdoor slagen zij erin om hun fysieke uitstraling beter te decoderen en coderen, zowel bij anderen als bij henzelf. Door te bevragen over de sociologische, psychologische, bestuurlijke en cultureel-antropologische aspecten krijgt iemand een beter beeld van de (complexe) context waarin diegene zich begeeft.
Met het oog op interventies is het belangrijk om inzicht te hebben in eigen effecten en reacties van non-verbaal gedrag: ‘je eigen regisseur in je hoofd’ blijven en weten wat voor een betekenis de andere partij er aan hecht. Inzicht krijgen in het fysieke aspect van communicatie vereist specifieke vakkennis en zeer zeker oefening. Het maakt mensen zeer bewust van lichamelijke beïnvloeding. Zij worden zich ervan bewust dat zij met minimale veranderingen vaak in korte tijd veel resultaten bereiken. Deze pragmatische en fysieke manier van werken werkt vaak humoristisch, spreekt voor zich, en motiveert deelnemers intrinsiek om ineffectief gedrag te wijzigen.
Ook is het belangrijk zelf feedback te blijven vragen over de (onbedoelde) effecten van het gedrag en wat het voorkomen oproept. Het beste beeld van onszelf krijgen we ten slotte via de ogen van de ander: het oog ziet zichzelf immers niet.
Literatuur
Goffman, E., ‘The presentation of self in everyday life’, Anchor Books Doubelday & Co, New York 1959.
Grotowski, J., ‘Towards a Poor Theater’ , Methuen & Co. Lt d , 1969.
Johnstone, K., ‘IMPRO, improvisation and the theatre’, Eyre Methuen Ltd, 1981.
Konijn, E. en Westerbeek, A., ‘Acteren en Emoties’, Boom, Amsterdam / Meppel 1997.
Schra, E., ‘Peter Brook en het eiland van verbeelding’, Passe Partout / Uitgever International Theatre & Film Books,
Amsterdam 1995.